1. |
|
Als je wilt gaan
klootschieten dienen de start en de finish
duidelijk aangegeven te zijn door een streep of een andere markering. |
2. |
De teamleden schieten om beurten. Op de plaats waar de kloot van de
eerste schutter van een ploeg is gekomen dient de volgende schutter te schieten
enz. |
3. |
Tijdens de wedstrijd wordt met de achterliggende kloot het eerst
geschoten. |
4. |
Raakt de kloot van de weg, dan wordt de afzetplaats bepaald haaks op de
lengterichting van de straat, vanuit het punt waar de kloot is blijven liggen. |
5. |
De kloot mag alleen onderarms worden geschoten. |
6. |
De kloot moet in voorwaartse richting worden geschoten en dient het punt
waar het vorige schot geëindigd is, gepasseerd te zijn, alvorens het als een
geldig schot wordt genoteerd. De lengte van de aanloop is vrij. |
7. |
Indien de kloot tijdens de wedstrijd wordt aangeraakt door de tegenpartij
of door een niet vaststaand aangebracht obstakel behorende aan de tegenpartij
mag het schot herhaald worden. Wanneer de kloot wordt aangeraakt door leden van
de eigen partij mag niet worden overgeschoten. Vlaggen en afstandsborden behoren
tot de vaste obstakels. De kloot mag niet worden tegengehouden, ook niet bij het
teruglopen van een helling. |
8. |
Bij het afsnijden van bochten dient de kloot tijdens het schot de
(verharde) weg te raken of hierover te gaan (kan ook met het uitrollen). Wordt
aan deze voorwaarde niet voldaan, dan wordt het schot als geldig genoteerd en
vindt het volgende schot plaats vanaf het vorige ligpunt, echter wel door de
volgende schutter. |
9. |
De winnaar van een wedstrijd is die ploeg met het minste aantal schoten.
Bij een gelijk aantal schoten is de winnaar, die ploeg met het meeste aantal
meters over de finishlijn. |
10. |
De kloot moet de finishlijn volledig
gepasseerd zijn. Blijft de kloot erop liggen dan moet men nog een keer schieten. |